Mijn Tom weigert straten in Beers te herkennen. Geleid door de stem van Arnold Kleijberg vind ik hun straat. Riet wacht mij op en rent voor mij uit. Wat is die vief, zeg. Even later sta ik ademloos naar de bloemenpracht in hun tuin te staren, maar moet eerst naar binnen vanwege de regen. In eenzelfde tempo, nog net niet rennend, schenkt Riet de koffie in. Ik vraag Arnold ondertussen hoe zij hier zijn komen wonen.
Hij glimlacht breed: “Wij wonen al sinds ’72 in Beers, hier vanaf ’82. Eerst op een boerderij, die lag zo’n 100 meter achter de huidige tuin. Hier lag toen een mooie kwekerij, dat was makkelijk, als ik planten of andere spullen wilde hebben, hoefde ik maar met de kruiwagen over te steken. Maar ja, de boerderij moest worden afgebroken in verband met de nieuwbouwplannen van de gemeente. Neen, wij waren niet boos, deze nieuwbouwwoning kwam vrij en wij zagen het wel zitten. Ja, het is wel heel anders wonen. Riet moest erg aan de geluiden van de buren wennen. Wij hebben deze tuin dus al, eens even kijken, al 34 jaar”.
Riet gaat achter haar koffie zitten en zegt: “Toen hadden wij veel knollen en bollen. Wij hebben veel bloembollen geplant, gemengd met violen. Het ziet er nu heel anders uit, ja. Die Turkse mutsen of Chinese lantaarns zijn inderdaad heel opvallend”.
Volgens mij werken zij heel veel in de tuin?
Arnold: “Twee jaar geleden is de hele tuin op de schop geweest. Ik heb 3 kuub weggebracht. Ik denk dat wij zo’n anderhalve aanhanger vol met planten hadden voor de ruilbeurs, niet Riet? Maar met de vele regen in het voorjaar raakt het nu ook weer veel te vol, het groeit te hard. Dus gaan er nu ook weer veel planten naar de ruilbeurs. Wij doen al 15 jaar mee met de ruilbeurs. “
“En wij hebben ook met die Engeland tuinreizen meegedaan”, knikt Riet. “Ja, wij zijn altijd tuinliefhebbers geweest”.
Arnold beaamt dat: “Ik was zes jaar oud en dan vroeg men: Wat wil jij later worden? Mijn antwoord was altijd: tuinman. En zo is het gegaan. Al heel jong zaaide ik afrikaantjes en lupine en zei dan: Ik ga ze verkopen langs de deur, 1 cent per plant”.
Ik moet lachen en zie het voor me. En Riet?
“Ik weet wat onkruid is, dat is makkelijk voor Arnold. Ik help de buurvrouw ook met de tuin inrichten, gaat ze de plantjes eruit trekken en komt dan vragen of het onkruid is”
Arnold vervolgt zijn verhaal over zijn jeugd: “Ik ben meteen naar de lagere en middelbare tuinbouwschool gegaan. In tegenstelling tot meestal de jeugd van nu wist ik altijd wat ik wilde worden en heb dat ook doorgezet. Nu zijn ze soms 35 jaar en weten het nog niet”.
Hebben jullie kinderen en houden die ook van tuinieren?
Riet klinkt trots: “Wij hebben twee meisjes, Diana en Wendy en vijf kleinkinderen. Wij hebben een dochter in Nijmegen en een in Nieuw Zeeland. Ja, wij gaan daar regelmatig naar toe voor alle hoogtepunten van huwelijk en geboortes en blijven dan 6 tot 8 weken”.
Is Arnold zich bewust van zijn bijnaam?
Hij moet even denken: “O, je bedoelt de professor. Ja dat weet ik en ik weet ook waarom. Omdat ik zoveel planten kan herkennen en heel veel namen weet. Ik vind het ook leuk om de namen te kennen. Ik vind wel dat ze goed moeten worden uitgesproken. Ja, ik help mensen ook wel met hun tuin, maar ik ben secuur, ik wil geen rauw werk afleveren”.
Riet: “En je schaft altijd nieuwe soorten aan voor onze tuin of je krijgt ze. Je bent altijd uit op iets nieuws”.
Ik laat een foto van een boom zien die in herfsttooi in oktober vorig jaar is genomen in de tuin van een vriend.
“Dat is een Ginkgo Biloba”, reageert Arnold prompt. “Een Japanse notenboom met geneeskundige eigenschappen voor de hersens en je hebt een manneke en een vrouwke nodig om noten te krijgen. De noten lijken op hersens. In Amerika mag hij niet meer geplant worden, want de noten worden door de auto’s plat gereden en eerlijk gezegd, stinken ze naar stront”, zegt hij wat besmuikt.
Riet komt naar binnen rennen met een heel bijzondere tomatenplant en houdt hem triomfantelijk omhoog. Nu word ik toch wel heel nieuwsgierig en wij gaan naar buiten, waar de zon schijnt. Daar word ik vergast op prachtige verhalen bij iedere plant en ademloos maak ik foto’s. Ik ben veel te lang gebleven, maar heb genoten.